Gaby Demanet coacht niet voor de show

14 februari 2009
In de Pers
Voor een Belgische trainer is hij openhartiger dan al zijn voorgangers bij Hoek en in zijn voetbalvisie, denkt hij, schuilt een zekere bravoure.
Het mooiste compliment, zo vindt Gaby Demanet, kreeg hij niet zo lang geleden van de meest geroutineerde speler in zijn elftal. Gideon Imagbudu, die het hart op de tong draagt, zei na een gewonnen wedstrijd: ,,Ik vind u van alle trainers de meest on-Belgische die ik heb gehad.'' Het vervult de 50-jarige Vlaming met een zekere trots. ,,We staan in België niet direct bekend om onze flair en ons attractieve voetbal, maar ik voel me op mijn plaats in de cultuur bij Hoek. We moeten geen schroom hebben als we naar Spakenburg gaan, omdat we de spelers hebben om van zo'n ploeg te winnen. Ik voelde zaterdag aan dat we na de 2-2 kans hadden op meer. Er hing een sensatie in de lucht. Ik ben lawaai gaan maken langs de kant om mijn spelers bewust te maken dat we konden winnen. Het was een ongelooflijk mooie ervaring.'' Komt het omdat hij graag naar de analyses van Johan Cruijff luistert dat hij zo Nederlands denkt, omdat hij de Nederlandse voetbalbladen leest en zich in de boeken van Wiel Coerver heeft verdiept? Demanet: ,,Het is een realistische speelstijl die ik mijn elftal wil laten spelen. Ik kwam in Hoek in een fase dat we punten moesten halen. Dan moet je er eerst voor zorgen dat de organisatie gesloten is. Maar toen we uit de gevarenzone waren, konden we anders gaan spelen. Dat doen we nu. En is het zó on-Nederlands om met een gesloten organisatie te spelen? We zien het Louis van Gaal met AZ nu toch ook doen?'' Zijn stijl van coachen sluit daar op aan. Zoals zaterdag in Spakenburg, voor zijn dug-out, dicht langs de lijn, zo coacht hij altijd, om bij te kunnen sturen als het nodig is. ,,Ik sta er niet om te schreeuwen naar mijn spelers, want het is bewezen dat van al dat geroep hooguit tien procent aankomt bij de spelers. Ik coach niet voor de show, zoals sommige trainers dat doen. De tactiek heb je voor de wedstrijd al doorgenomen met de spelers. Ik heb in elke linie een speler die genoeg heeft aan een gebaar om anders te gaan spelen. Giovanni Siereveld achterin, Gideon Imagbudu op het middenveld en Ferry Alfons voorin. Voor de rest moet je spelers zo veel mogelijk met rust laten tijdens een wedstrijd.'' ,,Ik train ook zoals ik coach, zonder zelf mee te doen, vooral door veel te observeren. Het is mijn vak om les te geven, dus ik weet hoe ik moet omgaan met jongeren. Op school heb ik jongens van zeventien en achttien. Moeilijke leeftijd, zeggen ze dan, maar dat is niet waar. De puberteit is verlegd naar vijftien, zestien. Ik heb nooit problemen, al moet ik zeggen dat wij in een streek wonen waar de mentaliteit anders is dan in de grote steden. Als ik de collega's daar spreek, hoor je andere verhalen.'' Hij stelt vast dat de omgang met voetballers natuurlijk net als in de gewone maatschappij anders is geworden. ,,Ik kijk naar een training en als ik zie dat er één of een paar spelers met te weinig inzet trainen, dan moet ik ingrijpen. Vroeger zou ik ze afmaken, nu moet je communiceren. Dat is de tijd van nu. Je moet vragen: wat is er, heb je ergens last van, voel je je wel goed? Maar het werkt en ik kan er mee leven. We hebben succes, dat telt ook mee, dan is het altijd plezant om te trainen.'' Zelf komt hij uit een gezin van vijf (drie broers, één zus), zijn vader gaf les op een opleidingsschool voor sportleraren (soort Cios) en werd al snel overgeplaatst van Halle naar Torhout. Daar groeide Gaby Demanet op vanaf zijn eerste jaar, volgde hij in zijn middelbare schooltijd studies Latijn en wetenschappen, maar koos hij net als zijn vader later voor een sportieve maatschappelijke carrière. ,,Mijn vader wilde niet dat ik ging voetballen, hoewel ik dat zelf graag wilde. Hij vond het te gevaarlijk voor blessures. Ik heb gevolleybald en aan atletiek gedaan in mijn jonge jaren. Ik ben vijf keer provinciaal kampioen geweest met de polsstok. Op mijn zestiende ben ik toch gaan voetballen. Ik speelde in de spits bij Torhout, was tamelijk snel en heb in één jaar bij de A-jeugd 56 keer gescoord.'' Zijn sportstudies – en latere opleiding als trainer – braken zijn eigen carrière vrij snel af. Demanet stopte op zijn 27e met voetballen, ging onder meer als assistent-trainer aan de slag bij clubs, deed mee aan projecten van de voetbalbond en liep een paar jaar mee in de topsportschool van Club Brugge. ,,Ik gaf er mijn baan in het onderwijs zelfs voor op, heb onder andere samengewerkt met Hans Galjé en ben trainer geweest onder Jan Ceulemans.'' Twee jaar geleden keerde hij terug naar het Sint Rempert college (5000 leerlingen) in Torhout. En na een omzwerving langs veel clubs kwam hij vorig jaar op voorspraak van Eric Tetaert bij Hoek terecht. Zijn mooiste ervaring als trainer tot dan toe? ,,Ik kwam bij Racing Wargem in de winterstop, ze hadden vier punten gehaald in de eerste helft van de competitie en onder mij haalden ze er 25 in de tweede helft.'' Het leek een nieuwe start te worden, maar de twee volgende clubs liepen op een teleurstelling uit. ,,Bij KV Oostende, in de tweede hoogste klasse, heb ik een beoordelingsfoutje gemaakt. We zijn aan het seizoen begonnen met veel te oude spelers. Ik was er na drie maanden alweer weg. Daarna kwam Oudenaerde, maar die club lag me niet. Daar gebeurden te veel zaken buiten het voetbal om waar ik niet mee kon leven.'' Demanet is in al die jaren intensief blijven sporten. Vanaf zijn jeugd is hij een fanatiek skiër. Verder heeft hij de beroemde Nacht van Vlaanderen over honderd kilometer gelopen in Torhout. Op het meetpunt van de marathon klokte Demanet een tijd van drie uur, hij finishte de honderd in negen uur. Met het hardlopen is het door zijn fysieke gesteldheid minder geworden. Zes jaar geleden werd er een eerste nieuwe heup ingebouwd, twee jaar later volgde de andere kant. ,,Het is een kwaal binnen de familie van mijn vaderskant. Het bovenbeen staat wat anders in de heup, een paar graden naar buiten. Daardoor ontstaat slijtage op het kraakbeen. De metalen overkapping van het bot gaat ongeveer tien jaar mee, dus over vier jaar moet er weer iets gebeuren. Dan zetten ze een prothese in het bovenbeen, waardoor het lopen moeilijker wordt en ik alleen nog kan fietsen.'' Het is hem in zijn trainersvak in elk geval nog niet aan te zien. Gaby Demanet heeft met zijn eigen aanpak, eerst aangestuurd door Paul Telussa, daarna in een nauwe samenwerking met de technische commissie, zijn stempel gedrukt op het spel van Hoek. Hij wil er ook dolgraag blijven, maar dat ligt vooral aan de vraag of Paul Telussa voldoende herstelt om volgend jaar weer trainer te zijn. Wat er achter de schermen gebeurt, blijft nu nog buiten de competentie van Demanet. De geruchten die de ronde doen (Björn Langeveld, Corné Schilperoort, Regilio Pinas, Maarten van Rosevelt terug naar de overkant, Robbie de Moor naar België, meer dan serieuze belangstelling voor Stijn Mahieu en Gideon Imagbudu) gaan langs hem heen. Demanet kan onbezorgd werken en zich concentreren op de competitie. Hij heeft Hoek naar de top van de hoofdklasse gebracht en wil daar minstens tot eind van het jaar ook blijven. En wat er verder ook gebeurt: het zal voor de aimabele Belg zeker een nieuwe injectie zijn voor zijn trainerscarrière.